Cito Spelling oefenen: belangrijke tips voor spelling groep 7 en groep 8 van gewone woorden en werkwoorden. Om met deze tips gratis te oefenen kun je oefenmateriaal downloaden op deze site.
Spelling van niet-werkwoorden is een vast onderdeel in de Cito-toets. Een paar regels die je moet kennen:
- Bijvoeglijke naamwoorden eindigen op een -e, behalve wanneer het een materiaal betreft (de houten tafel) of wanneer een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord bijvoeglijk wordt gebruikt (het gebroken sieraad).
- Een trema wordt geschreven om problemen met de uitspraak te voorkomen (efficiënt, coördineren). Of je bij het meervoud van woorden die op -ie eindigen één of twee e’s schrijft, hangt af van waar de klemtoon valt. Valt de klemtoon niet op ‘ie’, dan komt er in het meervoud alleen een -n achter het woord en op de laatste e schrijf je dan een trema (bacteriën of koloniën). Valt de klemtoon wel op ‘ie’, dan schrijf je een extra e met trema en een n achter het woord ‘ieën’ (fantasieën of categorieën).
- Bij meervoud van een woord dat eindigt op een klinker (i, a, u, o en y) gebruik je een apostrof omdat je anders een verkeerde uitspraak krijgt (menu’s, agenda’s, taxi’s, auto’s, baby’s).
- Je schrijft geen ‘tussen -n‘ wanneer het eerste deel van een samenstelling verwijst naar iets dat uniek is (zonneschijn) of als het eerste woord de betekenis van het tweede versterkt (apetrots, beregoed).
- Om snel het fout gespelde woord te vinden, kun je het woord het best in lettergrepen verdelen.
Een paar voorbeelden:
Spelling van werkwoorden
Alle regelmatige werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd: bij alle tijden van het werkwoord (t.t./v.t./volt.deelw.) kun je uitgaan van de ik-vorm van het werkwoord en daar achter ‘plakken’ wat op dat moment nodig is.
Tegenwoordige tijd
In de tegenwoordige tijd enkelvoud komt er achter de ik vorm een t als het onderwerp niet ‘ik’ is. Er komt dus nooit een d achter de ikvorm. In de tegenwoordige tijd kan er alleen een d staan als deze bij de ikvorm van het werkwoord hoort. Kijk maar naar de volgende voorbeelden:
hij verandert alles Heidi vindt het leuk het gebeurt morgen Peter beantwoordt de vraag
Verleden tijd
Voor de verleden tijd en het voltooid deelwoord moet je de regels van ‘t kofschip (x) kennen.
In de verleden tijd schrijf je achter de ikvorm -de of -te. Een paar voorbeelden (de uitgang is dikgedrukt):
schaatste gebeurde fietste behandelde kookte verhuisde (van verhuizen) beefde (van beven)
Schrijf dus ook bij de verleden tijd altijd eerst de ikvorm van het werkwoord op. Soms zie je dan twee klinkers en twee medeklinkers. Dit geldt alleen voor de regelmatige (zwakke) werkwoorden waar we het nu over hebben. Een paar voorbeelden:
zij vergrootte de foto hij bekleedde de bank de gemeente verbreedde de weg wij zweetten door de hitte
Bij onregelmatige (sterke) werkwoorden meervoud schrijf je in de verleden tijd nooit twee klinkers of medeklinkers, maar altijd zo kort mogelijk. Een paar voorbeelden:
wij smeten (niet: smeetten) zij besloten jullie deden
De verleden tijd enkelvoud van sterke werkwoorden schrijf je nooit met -dt:
hij deed (niet: deedt) ik vond zij werd
Gratis Cito Spelling oefeningen?
Voor gratis Cito spelling oefenmateriaal bezoek deze pagina: https://beter-bijles.nl/gratis-materiaal/
Nog meer gratis spelling oefeningen vind je op deze site: https://basisonderwijs.online/spellingoefenen.html
Op zoek naar een complete uitleg van Cito Spelling (gewone woorden en werkwoorden) die in de Cito-toetsen van groep 6, groep 7 of groep 8 aan bod komen? Bestel dan een Leer- en Oefenboek van Beter Bijles. Naast deze uitleg en veel oefenopgaven vindt u in de Cito boeken ook de onderdelen begrijpend lezen, rekenen en taal.