Cito Spelling groep 7: wat zijn de belangrijkste categorieën die je kind moet kennen voor de LVS-toetsen van januari? We zetten ze voor je op een rijtje.

Belangrijk: geef je kind een dictee met deze woorden!

Een tip vooraf: oefen met je kind om bij het dictee het woord eerst in het hoofd in lettergrepen te verdelen en die lettergrepen dan op te schrijven (handjeklap). Het woord betaling wordt dan be-ta-ling. Deze methode werkt altijd goed, maar vooral bij woorden met open of gesloten lettergrepen. De twee belangrijkste regels zijn deze:

  1. Eindigt een lettergreep op een klinker, schrijf er dan maar 1. (dus be-ta-ling en geen betaaling)
  2. Hoor je een lange klank dan schrijf je daarna maar 1 medeklinker (smakelijk); hoor je een korte klank dan schrijf je daarna 2 medeklinkers (beslissing).

In het Cito spellingsdictee van januari zullen onder andere de volgende spellingcategorieën worden bevraagd:

th- woorden

Woorden met -th zijn bijna allemaal weetwoorden, dus je moet onthouden hoe je ze schrijft. Een aantal voorbeelden:

  1. theorie
  2. thermometer
  3. methode
  4. marathon
  5. bibliotheek
  6. apotheek
  7. katholiek

 

Woorden op -ge

Je hoort -sje maar je schrijft -ge. Een aantal voorbeelden:

  1. stage
  2. manege
  3. etalage
  4. passage
  5. personage
  6. bagage
  7. asperge

 

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden (materialen)

Een bijvoeglijk naamwoord eindigt meestal op een -e. Als het echter een materiaal betreft (een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord) dan eindigt het woord op -en. Voorbeelden: een metalen hek, een gouden ketting.

Oefening: schrijf het bijvoeglijk naamwoord op (antwoorden onderaan deze post)

  1. rood         –    Het ____________ schoentje.
  2. hout         –    De ____________ tafel
  3. grappig    –    De ____________ voorstelling
  4. beton       –    De ____________ muur
  5. glas          –    De ____________ wand
  6. papier      –    Het ____________ bouwwerk
  7. lood         –    De ____________ pijp

 

Woorden op -heid en -teit

Woorden op -heid krijgen achteraan een -d; woorden op -teit krijgen achteraan een -t (let op: niet schrijven als -tijd!).

Een paar voorbeelden: mogelijkheid, kwaliteit, kwaadheid, stommiteit, bezigheid, realiteit.

 

Woorden met een y

Woorden met een y zijn weetwoorden. Je hoort -ie, je schrijft -y. Een aantal voorbeelden staan hieronder; je moet onthouden hoe je ze schrijft.

hobby, pyjama, hockey, systeem, boycot, gymnastiek, gymnasium, baby, dynamo, penalty.

 

Woorden op -isch

Je kent de tropische woorden waarschijnlijk al. Je hoort -ies, maar je schrijft -isch (dus niet -iesch!).

Voorbeelden: fantastisch, theoretisch, magnetisch, kritisch, historisch, alfabetisch, automatisch, elektrisch.

Woorden op -isch zijn bijna allemaal bijvoeglijke naamwoorden. Als het woord voor een zelfstandig naamwoord staat, krijgt het vaak nog een -e: het kritische meisje, het elektrische apparaat. Als van een zelfstandig naamwoord het bepaald lidwoord ‘het’ is, maar als ‘een’ wordt gebruikt, krijgt het bijvoeglijk naamwoord géén -e (het kritische meisje, maar een kritisch meisje; het mooie huis, maar een mooi huis).

 

Woorden op -tie

Als je aan het eind van een woord -tsie hoort dan schrijf je -tie.

Voorbeelden: politie, vakantie, relatie, positie, instructie, garantie, imitatie, injectie.

 

Woorden met een b die klinkt als p

Als een b niet de eerste letter van een woord is, klinkt het vaak als een p. Een aantal voorbeelden:

spinnenweb, rib, obstakel, club, subjectief, absoluut, object, krab.

 

Hoofdletters

Aan het begin van een zin staat een hoofdletter, maar ook eigennamen, aardrijkskundige namen, historische gebeurtenissen of bijvoorbeeld feestdagen schrijf je met een hoofdletter. Een paar voorbeelden:

  1. De Tweede Wereldoorlog
  2. De Volkskrant
  3. Een Mercedes
  4. Het Belgische meisje
  5. Eerste Paasdag
  6. Zij woont op de Grote Herenmarkt
  7. Jean-Pierre komt uit Frankrijk

 

Wil je nog meer oefenen? Kijk dan allereerst bij de Gratis Downloads van Beter Bijles. Hier vind je gratis oefenmateriaal voor spelling en rekenen.

Meer oefenen met spellingcategorieën kan ook op deze site: https://cito-spellingcategorieen.yurls.net/

Wil je echt precies weten hoe je Cito opgaven aanpakt? Niet alleen een duidelijke uitleg bij spelling, maar ook bij begrijpend lezen en rekenen? Koop dan het Leer- en Oefenboek 7, een alles-in-een boek voor een complete voorbereiding op alle Cito-toetsen van groep 7.

Veel succes met oefenen!

Antwoorden van bovenstaande oefeningen:

  1. rood         –    Het rode schoentje.
  2. hout         –    De houten tafel
  3. grappig    –    De grappige voorstelling
  4. beton       –    De betonnen muur
  5. glas          –    De glazen wand
  6. papier      –    Het papieren bouwwerk
  7. lood         –    De loden pijp