Vanaf deze week worden op de meeste scholen de E7-toetsen afgenomen, de Cito-toetsen van het leerlingvolgsysteem voor groep 7.

Een paar tips voor de onderdelen spelling en werkwoordspelling:

 

Spelling

De belangrijkste spelling categorieën die je kind moet kennen zijn de volgende:

o   Woorden met th, zoals: methode, theorie, katholiek, thermosfles

o   Woorden op -tie, zoals: elegantie, perfectie

o   Woorden op -isch, zoals: fantastisch, economisch

o   Woorden met een trema, zoals: poëzie, ruïne

o   Woorden met meervoud op ‘s, zoals: pinda’s, accu’s, kiwi’s

o   Woorden met een y, zoals: hyena, baby, dynamiet

o   Woorden met een x, zoals: saxofoon, taxi, expres

o   Woorden met een c, zoals: contributie, recent, acteur, dictee

 

Werkwoordspelling

De tijden die worden bevraagd zijn de tegenwoordige tijd (ik-vorm + t), de verleden tijd (ik-vorm + de of + te) en het voltooid deelwoord (ge + ik-vorm + d of t).

 

Om de uitgang van de verleden tijd en het voltooid deelwoord goed te kunnen schrijven (de/te of d/t) moet je ’t kofschip (x) gebruiken  kijk niet naar de ik-vorm, maar kijk naar het hele werkwoord en haal dan -en weg:

 

Welke is juist?

  1. a) Hij verhuisde / hij verhuiste
  2. b) Ik wachte / ik wachtte
  3. c) De kies werd verdoofd / de kies werd verdooft

 

  1. a) Het hele werkwoord is verhuizen: de z zit niet in ’t kofschip (x), dus verhuisde.
  2. b) Het hele werkwoord is wachten: de t zit wel in ’t kofschip (x), dus wacht-te.
  3. c) Het hele werkwoord is verdoven:de v zit niet in ’t kofschip (x), dus verdoofd.

 

Bij het dictee werkwoordspelling worden zinnen voorgelezen.

Let op:

Staat het werkwoord dat je moet opschrijven in het begin van de zin dan is het een persoonsvorm: tegenwoordige of verleden tijd.

Staat het werkwoord in de zin die wordt voorgelezen aan het einde van de zin, dan is het (bijna altijd) een voltooid deelwoord.

 

Voorbeeld:

De man wachtte net zo lang tot de aankomsttijd was veranderd. (schrijf op : wachtte)

—>  ‘wachtte’ staat aan het begin van de zin en is dus persoonsvorm verleden tijd.

De man wachtte net zo lang tot de aankomsttijd was veranderd. (schrijf op : veranderd)

—>  ‘veranderd’ staat aan het einde van de zin en is dus een voltooid deelwoord.

Veel succes!