Cito Spelling groep 6: wat zijn de belangrijkste categorieën die je kind moet kennen voor de LVS-toetsen van januari? We zetten ze voor je op een rijtje.

Een tip vooraf: oefen met je kind om bij het dictee het woord eerst in het hoofd in lettergrepen te verdelen en die lettergrepen dan op te schrijven (handjeklap). Het woord betaling wordt dan be-ta-ling. Dit werkt vooral erg goed bij woorden met open of gesloten lettergrepen. De twee belangrijkste regels zijn dan als volgt:

  1. Eindigt een lettergreep op een klinker, schrijf er dan maar 1. (dus be-ta-ling en geen betaaling)
  2. Hoor je een lange klank dan schrijf je daarna maar 1 medeklinker (smakelijk); hoor je een korte klank dan schrijf je daarna 2 medeklinkers (beslissing).

 

Woorden met s/z en f/v verwisseling

Woorden die eindigen op een s of op een f veranderen vaak als je het woord langer maakt. Als de s of de f na een lange klank of een tweeklinker klank staat, verandert de s in een z en de f in een v (huis – huizen, scheef – scheve, prijs – prijzen, doof – dove). In het dictee dat je kind in januari krijgt, wordt voornamelijk gevraagd naar de langere vorm.

Oefening: maak de volgende woorden langer

  1. lief      –   Het ________ katje.
  2. brief   –   Gisteren kreeg ik twee ________.
  3. kalf     –   Ik zag in de wei vier ________ lopen.
  4. staaf  –   Vroeger lagen er in de bankkluis ________ goud.
  5. poes  –   Mijn vriendin heeft thuis drie ________.
  6. paleis –   In Frankrijk staan veel mooie ________.
  7. roos   –   Mijn moeder is echt dol op ________.
  8. neus  –   Mijn vader zegt altijd: ‘Allemaal op een rij staan, dan kan ik de ________ tellen.’

 

Woorden die eindigen op een t-klank, maar geschreven worden met een d. Het trucje om het woord goed te schrijven is door het woord langer te maken: dan hoor je of de laatste letter een d of een t moet zijn.

Oefening: schrijf de laatste letter van het woord (d of t)

  1. Brad Pitt is een beroem_ acteur
  2. Dat hondje is lief, maar ik vind hem wel ondeugen_.
  3. Welke mogelijkhei_ blijft er nu nog over?
  4. Alle producten zijn van hoge kwalitei_.
  5. Ik schrijf het liefst met een blauw potloo_.
  6. Wat heb je mooie spel_jes in je haar!

 

Woorden op -ig

Je hoort -ug, maar je schrijft -ig. Soms schrijven kinderen nog toevalleg of gezellug. Oefen met je kind een paar van deze woorden:

  1. tijdig
  2. handig
  3. wantrouwig
  4. nodig
  5. mollig
  6. gladharig
  7. stoffig
  8. aardig
  9. toevallig
  10. uitvoerig

 

Verdubbeling van een klinker

Na een korte klinker schrijf je, zoals hierboven al is gezegd, twee medeklinkers (tennis, sterren). Andersom geredeneerd is dus de klank van een klinker die vóór twee medeklinkers staat kort. Bij verkleinwoorden (op -a, -é, -o, -u) wordt de klinker verdubbeld (oma – omaatje).

Oefening: maak het verkleinwoord

  1. opa      ___________
  2. extra    ___________
  3. auto     ___________
  4. blad     ___________
  5. film      ___________

 

Woorden met een c

Woorden met een c zijn meestal ‘weetwoorden’. Een paar voorbeelden: reactie, café, cijfer, code, collega, cultuur, locatie.

Succes met oefenen!

En je weet het, de complete uitleg met alle ins- en outs van spelling, maar ook van rekenen, begrijpend lezen, taal en studievaardigheden vind je in de Leer- en Oefenboeken van Beter Bijles!